De
vuurtorenwachters
van IJdoorn

De eerste vuurtorenwachter van IJdoorn was Jan Janszoon Strijt, geboren in 1654 of 1655 te Durgerdam of Nieuwendam. Dit blijkt uit de bewaard gebleven boekhouding van de vuurtoren, die werd bijgehouden door de commissie der Pilotage. Er wordt melding gemaakt van betalingen aan deze Jan Jansz Strijt voor arbeidsloon, nachtwaken en verschot (in 1700). In 1701 voor een half jaar "oppassens" op de lantarenbaak en voor arbeidsloon en het vullen van zand en klei aan de dijk.

Vanaf het begin van 1701 krijgt Jan Jansz Strijt een vaste beloning van ƒ 56,5 per kwartaal voor het werk wat hij als stoker van de vuurbaak verricht. Dat was geen vetpot want maar net iets meer dan het bestaansminimum van ongeveer ƒ 200,00 per jaar.

Als Jan Strijt ruim 90 jaar oud is doet hij vrijwillig afstand van zijn betrekking ten gunste van zijn kleinzoon Teunis Strijt. Volgens de officiële aanstelling uit 1746:

"Na voorgaande en vrijwillige afstand van Jan Jansz Stryt oud ruym 90 jaren vuurstoker of lantaarnopsteker op de Vuurtoren van en bij Durgerdam op 't IJ-oord stelle ik ondergeschreevene als Commissaris ter Pilotage en van haar Ed. Groot. Mog. tot wederzeggens toe aan de persoon van Teunis Hendrikse Streijt in deszelfs plaatse op een tractement als gemelde Jan Jansz Streijt zijn grootvader heeft genoten, lastende en verzoekende een ieder ten deese geraakt de eersame voonoemt daarvoor te erkenne".

Gelukkig mocht hij naast zijn werkzaamheden als stoker ook het vuurgeld in ontvangt nemen en verdient hij wat met het opmaken van de jaarrekening. Zo verdient hij per jaar dan tenminste nog zo’n 20 guldens bij.

Een arbeidscontract is helaas nergens te vinden maar er is wel een instructie voor de stoker van de baaklantaarn uit 1777 bekend. Jan Strijt moet een krasse baas zijn geweest want de werkzaamheden liegen er niet om:

Artikel 1
Den stoker zal gehouden zijn altoos des avonds tenminste een uur voordat het tijd is om het Ligt te ontsteeken zig in persoon aan de Toorn te bevinden om de noodige voorbereidsels te maken, opdat het altoos op behoorlijke tijd brand.

Artikel 2
Zal gehoude zijn geduurende de gantsche tijd, dat er Ligt brand niet alleen in den Toorn te blijven, maar ook telkens na het Ligt te gaan zien en goede toezigt houden, dat 't zelve helder en wel brand en zorge dragen, dat er geen ongemak van brand of anderzints door veroorzaakt werd.

Artikel 3
Wanneer het IJs zodanig in 't water legt, dat er geen Scheepen hoegenaamd in het gezigt van de Lantaarn kunnen vaaren, zal den Stoker geen Ligt aansteken.

Artikel 4
Des s'morgens alvoorens van de Toorn te moge gaan, zal den Stoker gehouden zijn te bezorgen, dat het Ligt en alle andere brandstoffen ter deeg zijn uytgedoofd alsmede de Lantaarn eerst rijnigen, de glazen en spiegels schoonmaken, de Lampen vullen en alles weder in volkome order brengen tegens de volgende nagt, om zo min doenelijk met Ligt buyten de Lantaarn bij de Oly te komen.

Artikel 5
Den Stoker zal nooit zijn post door een ander moge late waarneemen als alleen in geval van ziekte als wanneer hij een ander persoon die bekwaam is in zijn plaats en ten zijnen Risico zal mogen gebruijken.

Artikel 6
Den Stoker zal gehoude zijn deeze Instructie in alle zijne deelen punctueel na te koomen op poene van ses guldens te verbeuren voor de eerste reyze, twaalf guldens voor de tweede reys, ten profijte van den officier en voor de derde reyze contrarie doende zal arbitralijk gecorrigeerd worden.

Jan Jansz Strijt is op 20 oktober 1746 oud 91 jaar, te Durgerdam begraven.

Zijn kleinzoon Teunis Strijt heeft de functie van stoker op IJdoorn tenminste 30 jaar vervult en wordt dan opgevolgd door Jan Pos.

De geschreven geschiedenis van de vuurtorenwachters van IJdoorn is weer te volgen als met Jan Cornelis de dynastie van de familie Engel op IJdoorn begint.

De familienaam Engel stamt uit 1761 als het echtpaar Jan Cornelisz van Marken en Lijsabet Claasdr Kist hun zesde kind, dochter Aagje, bij haar doop op Nieuwjaarsdag van dat jaar de achternaam Engel geven. In die tijd was men nog vrij om zelf een passende achternaam te kiezen.

De neef van Aagje, de jongste zoon van haar oudste broer Cornelis, Jan Engel wordt in 1826 als wachter bij de verlichting aan de Hoek van 't IJ aangesteld, een functie, die hij tot 1 november 1855 zal blijven vervullen. Inmiddels is aan de noordzijde van de vuurtoren een woning gebouwd waar de wachter met zijn familie zijn intrek neemt.

Na Jan komt Jan, de enige stamhouder uit het huwelijk van Jan Engel met Maritje Boon, die wel negen kinderen kregen maar daar bleven er maar vier van in leven.

Tot aan de opvolging van zijn vader vist hij in de Zuiderzee maar dan blijft hij ruim 46 jaar op zijn post te IJdoorn. Als hem eervol ontslag wordt verleend valt het afscheid hem zwaar ook al had zijn jongste zoon Eldert hem de laatste jaren wel wat werk uit handen moeten nemen.

Eldert neemt nu de taken van zijn vader over maar zijn vrouw is niet tegen de eenzaamheid op het vuurtoreneiland bestand. Zijn halfbroer Jan Engel volgt hem op en diens zoon Dirk, die in 1900 wordt geboren begint in 1926 aan zijn taak als vuurtorenwachter.

Dirk stond bij de schippers bekend als de "Engelbewaarder van het IJsselmeer". Zijn zoon Jan moest onverwacht en op jeugdige leeftijd, hij was nog geen 18 toen zijn vader in 1961 vrij plotseling overleed, beslissen of ook hij weer zou kiezen voor het traditionele beroep van zijn familie. Hij besluit de taken van zijn vader over te nemen maar omdat hij nog niet meerderjarig is bestuurt zijn moeder het kleine domein als regentes. Daarmee werd zij de eerste vrouw aan wie sinds 1700 de zorg voor de lantaarn van IJdoorn is toevertrouwd.

Decennialang wordt het beroep van lichtwachter dus van vader op zoon doorgegeven. Zij, en hun familie, zijn de ooggetuigen van alle gebeurtenissen aldaar die in de loop van meer dan 300 jaar hebben plaatsgevonden. Er werden een kazerne, munitiebunkers en geschutsbeddingen gebouwd. Er werden manschappen in de kazerne ondergebracht. Het eiland werd bewapend maar er is nooit een schot gelost. De stenen vuurtoren is afgebroken om plaats te maken voor de ijzeren vuurtoren. Er dreigde oorlog met Britten, Pruisen, Fransen. De Duitse bezetters evacueerde het gezin van de wachter naar de wal, het huis ging op slot en de Duitsers bivakkeerden op een aangemeerde woonark. De woning werd in de Tweede Wereldoorlog verwoest maar in 1951 herbouwt

En ondertussen bleef de vuurtorenwachter zijn werk doen, in weer en wind. Met zijn sloep ging hij van het ene naar het andere licht want er waren inmiddels ook op het eiland Pampus en op de strekdam van het Buiten-IJ lichten gekomen.

Er kwamen nog meer taken bij; controle op de betonning, op illegale lozingen en assisteren bij zandwinning in het Markermeer en de Gouwzee.

In september 2003 vertrok de laatste lichtwachter Engel en met hem het vuurtorenlicht. Maar vanwege protesten uit de scheepvaart is het licht in 2005 opnieuw ontstoken.

Maar met het vertrek van de laatste vuurtorenwachter is niet de betrokkenheid van de “engelbewaarders” bij het eiland verdwenen. Als in 2006 een artikel in het Parool verschijnt over het vuurtoreneiland en haar mogelijke bestemming klimt mevrouw T. Siebel – Engel, de zus van vuurtorenwachter Jan, in de pen. En eigenlijk kan niemand beter dan zij deze unieke plek beschrijven.