Wie alles wil verdedigen zal alles verliezen; de Stelling van Amsterdam

Omdat de batterij bij Durgerdam in 1849 wordt overgedragen aan het Departement van Marine en een vuurtoren ten alle tijden toch wel zijn nut bewijst blijft post 9 van de Posten van Kraijenhoff een roemloos einde van verzakking in het veen bespaard. Inmiddels is er tussen 1834 en1838 aan de noordzijde van de vuurtoren een dienstwoning gebouwd. In het verleden verbleven de vuurwachters eenzaam en alleen in de toren, nu kan het hele gezin meekomen. Sinds 1828 waakt er steeds een generatie van de familie Engel over het vuurbaak en schippers noemden hen “de Engelbewaarders van de Zuiderzee”.

Een nieuwe hoofdstuk in de geschiedenis van de vuurtoren, het eiland en haar bewoners breekt aan als het eiland onderdeel wordt van de Stelling van Amsterdam.

In de Vestingwet van 1874 wordt de verdediging van Nederland tegen vijandelijke invallen geregeld. Onderdeel van deze wet of “Wet tot regeling en voltooiing van het vestingstelsel” is de Stelling van Amsterdam. Aan deze noodzaak tot wetgeving gaat natuurlijk opnieuw oorlogsdreiging vooraf.

Tot 1870 was Frankrijk de dominante natie op het vasteland van Europa. Maar Duitsland, tot voor kort een lappendeken van kleine koninkrijkjes maar inmiddels verenigd in de Noord Duitse Bond, was onder aanvoering van de Pruisische kanselier Bismarck in zeer korte tijd een serieuze bedreiging van de Franse dominantie geworden. De Duitsers bleken een meester in moderne oorlogsvoering. Ze stelden de dienstplicht in en maakten gebruik van reservisten. Door het inzetten van treinen wisten zij in enkele dagen al deze dienstplichtigen en reservisten naar het front te vervoeren. De telegraafverbinding stelde de legerleiding binnen een mum van tijd op de hoogte van de vorderingen. Binnen een maand werden de Fransen troepen tot overgave gedwongen.

Voor de liberale Nederlander voelde de Franse nederlaag als een bedreiging voor de onafhankelijkheid van Nederland, maar de meeste Oranjes waren uitgesproken pro Duits. Nederland was verder niet bij de oorlog betrokken maar mobiliseerde voor de zekerheid wel het leger en zette de Nieuwe Hollandse Waterlinie gedeeltelijk onder water. Dit verliep evenwel zo moeizaam en chaotisch dat de minister van Oorlog moest aftreden.

Het Pruisisch machtsvertoon daagde ondertussen alle Europese staten uit tot een wapenwedloop, overal in Europa worden de oorlogsmachines opgestart. Er was in Nederland dus behoefte aan een nieuwe verdedigingsplan, waaronder een ring van forten en inundaties rond de hoofdstad; de Stelling van Amsterdam.

De rondom Amsterdam gevestigde posten van Kraijenhoff lagen inmiddels als gevolg van de wapenontwikkeling veelal te dicht bij de stad. Er werd een nieuwe linie ontworpen, een verbeterde versie van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De verdediging bestond uit drie onderdelen; de inundatiegebieden van het voorliggende terrein, de militaire forten en de redoute, het laatste bastion van Nederland, Amsterdam.

Bij een oprukkende vijand zou het Nederlandse veldleger zich binnen de Stelling terugtrekken en met de aanwezige burgerbevolking stand houden tot hulp vanuit het buitenland Nederland zou bevrijden. Bij een vijandig beleg moest binnen de stelling voldoende water, voedsel, brandstof en militair materieel voorhanden zijn om het er zes maanden met een miljoen personen vol te houden. Delen van de Haarlemmermeer en de Beemster  kwamen binnen de Stelling te liggen om in de behoefte aan weide- en landbouwgrond te voorzien. In Amsterdam wordt een enorme graansilo bij de Westerdoksdijk gebouwd en de Militaire Drinkwatervoorziening wordt opgericht om het bij het fort aan de Nieuwe Meer aangetroffen grondwater op te pompen en te zuiveren. Bij het fort Schiphol richt men tijdens WO I een militair vliegveld in, vliegkamp Schiphol.

De aanleg van de Stelling van Amsterdam begint in 1880 en wordt voltooid in 1920. Tijdens de bouw aan de stelling heeft de wapenwedloop, met onder meer de uitvinding van de brisantgranaat en de mitrailleur, het ontwerp van de forten ingrijpend gewijzigd. Aanvankelijk werd alles uit baksteen opgetrokken maar nu komen er enorme constructies uit meters dik ongewapend beton.

En wordt er gehandhaafd op de zogenaamde Kringenwet die bebouwing rondom een militair strategisch object reguleert. Tussen een vestingwerk van de eerste klasse en de kleine kring, binnen een straal van 300 meter, mocht slechts met toestemming van het ministerie van Oorlog en met brandbare materialen worden gebouwd; de houten huizen en magazijnen zouden in het geval er oorlog uit zou breken worden afgebrand. Er gelden ook beperkende bepalingen voor de beplanting. Tussen de 300- en 600 meter was het toegestaan voor de fundering, schoorsteen en dakbedekking met steen te werken. Tot een kilometer rondom een militair object is het verboden zonder toestemming de infrastructuur te veranderen.

Op het vuurtoreneiland worden vanaf 1883 voorbereidingen getroffen voor het bouwen van geschutsbeddingen met munitiebunkers en een kazerne. De wal van het eiland wordt bekleed met basaltstenen en rond het eiland komt een ring van stortstenen om het aanmeren van vijandelijke eenheden te voorkomen.

Het veen wordt, evenals bij de elders geplande forten en batterijen, afgegraven en er wordt duinzand gestort dat eerst meerdere jaren moet inklinken. Dan wordt er een volledig uit ongewapend beton opgetrokken kazerne gebouwd. Alle kazernes kennen hetzelfde ontwerp met slaapverblijven voor de manschappen, een keuken, een kantine, waslokalen, een ziekenverblijf en een telegraafruimte. Het minstens twee meter dikke dak wordt bedekt met een laag aarde waardoor het gebouw vrijwel onzichtbaar in het landschap lijkt opgenomen, verscholen voor het vijandelijke vuur.

Nu het eiland tot een vestingwerk van de eerste klasse behoort en de kringenwet ook hier van kracht is moet de oude vuurtoren met woning in 1893 worden gesloopt. Er komt een nieuwe vuurtoren van gietijzer en staal en de wachterswoning komt elders op het eiland. Van de vuurtoren uit het begin van de 18de eeuw blijft alleen de gedenksteen bewaard. Deze wordt vanwege de historische waarde ingemetseld in de nieuwe woning.

De kustbatterij bij Diemerdam en het inmiddels op het Muiderzand aangelegde forteiland Pampus vormen samen met het Vuurtoreneiland een geschut driehoek die de toegang tot Amsterdam vanuit het noordoosten moet bewaken.

De drie geschutsbeddingen op het vuurtoreneiland krijgen de beschikking over 3 flinke kanonnen van 24 CM L/35. Men kon hiermee granaten van 455 kilo afschieten die een bereik van 6550 meter hadden. Maar in feite boden de forten van Pampus en Diemerdam voldoende bescherming en de ondiepte van Pampus belemmerde sowieso vijandige schepen die richting Amsterdam zouden willen varen. Al snel besloot Defensie het zware geschut naar Den Helder te verplaatsen.

Voor het vuurtoreneiland was de serieuze militaire carrière dus al snel ten einde. Wel worden in 1914, als gevolg van de algehele mobilisatie, alle forten en kazernes bewoonbaar gemaakt en in gebruik genomen, zo ook op het eiland. De inundaties worden voorbereid maar uiteindelijk niet gebruikt en ze zullen ook nooit gebruikt worden; de hele Stelling is theorie gebleven. En dat is waarschijnlijk maar goed ook want er was ook veel kritiek op de Stelling. Men vreesde dat als het erop aan zou komen met name de onderwaterzettingen tot een grotere ramp zou leiden dan een vijandige bezetting. Men vond ook dat het “fortificatorisch denken” van de vestingbouwers nooit heeft begrepen dat een Stelling meer moet zijn dan een middel om een legermacht op te sluiten en voor de tegenstander onbereikbaar te maken.

“Vandaar dat het beste wat men bereiken kon huns inziens verkregen was, als van hunnen Stellingen kon worden getuigd, ‘dat geen muis er door kon’. Dat men aldus zelf in de val zat werd niet begrepen. De Stelling van Amsterdam maakt op dezen regel geen uitzondering. De bezetting zal zich daardoor moeten bepalen tot een lijdelijk toezien van wat gebeuren gaat, hetgeen alras slooping van krachten en uitputting van het strijdvermogen ten gevolge zal hebben. Zij is een doode Stelling.”

Toch wordt er wel beweerd dat de Stelling en de Nieuwe Hollandse Waterlinie zo afschrikwekkend, want vertragend voor de opmars, waren dat de Duitsers in 1914 besloten Nederland niet binnen te vallen.

De oorlog gaat aan Nederland voorbij en het verblijf van de manschappen op het vuurtoreneiland wordt alleen nog opgeschrikt door extreem hoog water in januari 1916. Door dijkdoorbraak brengen de mannen noodgedwongen de nacht op het dak van de kazerne door. Als in 1917 de nog resterende manschappen in Muiden worden gehuisvest keert de rust op het eiland terug.

Met name door de opkomst van het vliegtuig verliest De Stelling van Amsterdam na de Eerste Wereldoorlog al snel haar militaire betekenis maar ze bleef vrijwel volledig in takt en de militaire status werd pas in 1963 opgeheven.

Ondertussen is de Stelling met zijn 45 forten en batterijen rond de hoofdstad uniek in de wereld gebleken; er is geen ander land dat zijn hoofdstad verdedigt met zo’n grote kringstelling van forten in combinatie met water. Vanwege het unieke karakter komt de Stelling in 1996 op de lijst van Werelderfgoederen van UNESCO. Zo is de Stelling verzekerd van bescherming tegen oprukkende ontwikkeling.

In wezen is het hele cultuurlandschap rond Amsterdam zoals we dat nu kennen nog altijd een gevolg van het besluit tot het ontwerp en de aanleg van de Stelling. Het duinzand heeft zaden meegevoerd en filtert nog immer het regenwater. De Kringenwet heeft de opmars van de verstedelijking ruim honderd jaar tegen weten te houden. En nog kom je de houten huizen tegen die als gevolg van die wet in plaats van gemetselde gebouwen werden neergezet. Omdat de onderlinge afstand tussen de forten van zo’n drie kilometer goed overbrugbaar is voor vogels en insecten functioneren de forten langs de hele Stelling als bijzondere reservaten voor planten en dieren. Zo heeft militaire dreiging en “fortificatorisch denken” een vredig landschap geschapen dat zijn gelijke in de wereld niet kent.